Vakmanschap
De bonte knaagkever heeft grote schade aangericht in de historische eiken kapconstructie van de Sint-Joriskerk in Amersfoort. Sommige kapverbindingen zijn losgeraakt, enkele trekbalken zijn gaan rusten op de gewelven. En dus bekijkt uitvoerder Arie Schep, hoog in de kerk, tussen de spanten liggend op zijn buik, hoe de balken weer zijn vrij te maken.
Al veertig jaar zit Arie Schep in het vak, maar niet vaak heeft hij zoveel schade ‘veroorzaakt door die beestjes’ aangetroffen. Begonnen als leerling bij Den Hoed Aannemers onderricht hij nu zelf leerlingen. Dat is een goede traditie, vertelt Gerard den Hoed, die zelf als derde generatie de directie voert van dit bedrijf. Het familiebedrijf vierde op 1 juli jongstleden het 75-jarig bestaan. Arie is bij de opa van Gerard begonnen.
Vijf eeuwen oud
De Sint-Joriskerk aan De Hof in Amersfoort dateert uit 1534, toen deze driebeukige hallenkerk zijn definitieve vorm heeft gekregen. Al veel eerder stond op deze plek een eenvoudige kapel, gewijd aan de ‘heilige Joris’. In 1248 werd de kapel vervangen door een parochiekerk, waarvan geen resten meer zijn gevonden, behalve dat het onderste deel van de huidige toren tot deze kerk moet hebben behoord. Een kleine eeuw later werd deze Sint-Joriskerk tot kapittelkerk verheven. Begin vijftiende eeuw werd begonnen aan de uitbreiding van de kruiskerk tot een hallenkerk, waarvan de toren uiteindelijk midden in de kerk is komen te staan. Vanaf 1579 is de kerk in protestantse handen, met een korte onderbreking in de jaren 1672-1673, toen de rooms-katholieken in de kerk hun missen opdroegen. De constructie van de eeuwenoude houten kap is door het geknaag van het ongedierte flink aangetast. Vooral stukken van de spantbenen, de korbelen, de balkkoppen, de muurstijlen en de klossen zien er uit als sponzen. Sommige verbindingen zijn losgeraakt, waardoor de samenhang verloren dreigde te gaan. Dat leidde er weer toe dat de stabiliteit is verdwenen en diverse trekbalken zijn gaan rusten op de onderliggende gemetselde gewelven. Met scheurvorming tot gevolg.
Fysiek zwaar
In de directiekeet hangen schema’s waarop is aangegeven hoe de in totaal 46 spanten hersteld moeten worden; sommige door fixatie, andere moeten worden vervangen door nieuw materiaal. Van de kap, rekent Arie Schep uit, ‘is inmiddels bijna 23 kuub hout vervangen of hersteld’. Dat herstel was onder meer voor de trekbalken, die in de loop van de tijd zijn gaan rusten op de gemetselde gewelven. Tien in totaal. ‘Enkele zijn te verjongen, maar meer dan vijf of zes centimeter hout kun je er niet afzagen. Was er meer ruimte nodig om de balken vrij te maken, dan zijn we die gaan ophangen aan de trekbalken op de bovenste laag’. Ondanks het plezier in zijn werk geeft hij toe dat het onderzoek en zagen aan de balken een zware klus was. ‘Je moest soms in de meest onhandige posities liggen op de gewelven om er maar bij te kunnen’. En dat ook in de zomer, wanneer de temperatuur in de kap gemakkelijk de veertig graden haalt. Niet alleen fysiek inspannend werk, ook vroeg de restauratieopdracht veel voorbereiding en een zorgvuldige logistieke aanpak. Zo moest er hoog in de kerk een complete werkplaats worden ingericht en waren er drie doorbraken nodig tussen de kappen, waarvan na de voltooiing niets meer te zien zal zijn. In die werkplaats waren overigens alleen machines welkom, die vanwege de brandveiligheid geen vonken zouden veroorzaken. ‘Het slijpen bijvoorbeeld deden we beneden’, vertelt Arie.
Bereid om te slopen
Verder lopend wijzen Arie Schep en Gerard den Hoed op de scheuren en gaten in het metselwerk. ‘Het meeste ervan ontdekten we pas tijdens het werk, op het moment dat muurstijlen moesten worden weggehaald om te worden vervangen’. Behalve de timmerlieden waarover Den Hoed beschikt, komen dan ook de eigen metselaars in het geweer. ‘En’, wijdt Arie Schep even uit, ‘op dat soort momenten wordt het voor onze leerlingen extra interessant. We leren ze om bereid te zijn om te slopen, wat als een eerste les geldt om te demonstreren hoe iets is geconstrueerd. Kijken, daar gaat het om, want dan ga je het ook begrijpen’. De trots in zijn werk zit ook in de details. ‘Die toognagels bijvoorbeeld maken we allemaal zelf. Van oud hout, want nieuw hout gaat werken’. Geen druppel lijm komt, wat hem betreft, de kerk binnen. ‘Elke verbinding komt op originele wijze tot stand, met bouten of nagels’. Tot slot vestigt hij nog even de aandacht op de monnikskappen, sommige origineel, sommige nieuw aangebracht. ‘Zij zorgen voor ventilatie, dat het een beetje gaat tochten in de kap, want van tocht houden die bonte knaagkevers niet’.